Skip to content
Pandhuis overzicht

Geschiedenis van een pandhuis

Een pandhuis is een plek waar je voor het afgeven van waardevolle spullen een geldbedrag kunt lenen. Betaal je dit bedrag inclusief rente binnen een bepaalde vastgestelde tijd weer terug, dan kun je je spullen, panden genoemd, terugkrijgen. Een pandhuis werd vroeger een lommerd genoemd en wordt vandaag de dag ook nog wel lombard of pandjeshuis genoemd. Pandhuizen kennen een geschiedenis van wel bijna drieduizend jaar. De eerste werden in China opgericht om boeren en arbeiders toegang te kunnen geven tot kortlopende kredieten. Het beroep van pandhuisexploitant is daarmee een van de oudste ter wereld.

De introductie van Pandhuizen in Europa

In het Oude Griekenland was men al bekend met pandhuizen toen de pandjeshuizen tijdens het toppunt van de macht van het Romeinse rijk in de rest van Europa werden geïntroduceerd. Ook toen had de exploitant het recht om goederen te verkopen wanneer de klanten hun leningen inclusief rente niet terugbetaalden. In de twaalfde eeuw hielden vooral enkele rijke families in Lombardije zich bezig met pandhuizen. Toen de handel in Europa in bloei raakte, verspreidden zij zich over het continent. De bekendheid van deze Noord-Italiaanse families verklaart de benaming ‘lombard’.

De eerste pandhuizen in Nederland

Door de eeuwen heen werd er veelvuldig gebruikgemaakt van deze leenvorm. In de zeventiende eeuw vestigden de Lombarden zich voor het eerst binnen de Nederlanden, toen de handel in deze regio opbloeide. Vanaf toen begon ook een sterke groei van het aantal pandhuizen en ontwikkelde zich een markt die behalve door Lombarden ook door joodse families werd gedomineerd. Andere grote Europese steden volgden al snel. Van pandhuizen maakten niet alleen de minderbedeelden gebruik; zelfs koningen verpandden hun juwelen, bijvoorbeeld om oorlogen te financieren.

Oprichting van de Stadsbanken

Het beroep van pandhuisexploitant was erg lucratief, waardoor Amsterdam als eerste gemeente besloot hier een antwoord op te geven. De gemeente richtte de Amsterdamse Stadsbank van Lening op, waar particulieren op een goedkopere manier aan krediet konden komen. Rotterdam volgde al snel. Zo kon de groeiende handel nog verder worden gestimuleerd. Particuliere pandhuizen bleven toegestaan, maar mochten geen lagere leningen bieden dan de Stadsbank. Ook mochten zij enkel goederen van een bepaalde maximale waarde aannemen.

De Pandhuiswet en de Nieuwe Pandhuiswet

In het jaar 1910 werd in Nederland de Pandhuiswet ingevoerd. Deze wet beschreef de eisen die aan pandhuizen werden gesteld, om zo de consument, die vaak in een kwetsbare positie verkeerde, te beschermen. De wet bleef tot aan de Nieuwe Pandhuiswet, die in 2014 werd ingevoerd, van kracht. Het gevolg was dat de gemeentelijke Stadsbanken van Leningen de markt voor het grootste deel overnamen. Pas vanaf de jaren tachtig werden er door de sterke inflatie weer meer particuliere pandhuizen opgericht.

Pandhuizen als breed geaccepteerde methode om krediet te verkrijgen

Vandaag de dag zijn pandhuizen geheel geïntegreerd in het straatbeeld. Ze worden gekenmerkt door hun universele symbool: drie gouden ballen. Voorheen waren dit drie gouden munten, maar de ballen werden bedacht om beter zichtbaar te kunnen zijn. Pandhuizen vind je in bijna elke stad, wat nog maar eens benadrukt hoe breed geaccepteerd de methode vandaag de dag is om met de geldwaarde van een onderpand een krediet te kunnen verkrijgen.